Thursday, May 28, 2009

God's huis

Poster Church
Als je het niet breed hebt en elke dag een kostje moet bij elkaar scharrelen, dan kun je bij de pakken neer gaan zitten en je berusten in je lot. Van 2 naar 1 maaltijd per dag, niet te veel onnodige beweging. Slenteren, zitten, kijken, slapen en ademhalen. Zo zie ik veel arme Oegandese families in het sloppenwijkje dagelijks de dag doorbrengen. Meer keus dan dat hebben ze niet, zo lijkt het. Of je moet heel inventief zijn. Dan begin je een kerk.

Dat moet F gedacht hebben toen ze mij op een middag meedeelde dat God haar het sein had gegeven dat het nu de juiste tijd was om naar buiten te treden met haar plan. Het oprichten van een kerk gaat niet over één nacht ijs want de concurrentie op het gebied van de geestelijke verlichting is groot. Een verkeerde zet en je wordt aangewezen als een oplichter, een uitbuiter of een witchdoctor door een ‘collega’ pastor. Of ze stellen gewoon je idee. Dus al die jaren verzweeg F. haar missie. Ze woonde bijna dagelijks nachtelijke gebedsessie bij, vertaalde preken van het Engels naar Luo voor vrouwen uit haar gemeenschap en componeerde psalmen en liederen voor de zondagschool van haar kinderen. “Jesus is Lord!” prijkt de button op haar jurk als ze me een dagje komt helpen tijdens een feestje van de kinderen.

Toen haar roeping eenmaal was bekendgemaakt liet ze er ook geen gras over groeien. Ze mobiliseerde al haar contacten en hield een inzamelingsactie. Natuurlijk werd ik eerst gevraagd voor een financiële bijdrage, maar toen ik haar erop wees dat het initiatief veel meer kans van slagen had als de gemeenschap zelf iets bijdroeg, was ze me dankbaar voor het niet-geven van geld! Van de bij elkaar gesprokkelde centen werden palen en riet voor de dakbedekking gekocht. Trots laat ze me de foto’s zien van de eerste paal in de grond.

Even was het nog lastig om een geschikte plek te vinden, maar naar lang zoeken krijgt ze toestemming van een landlord om de berm van de nieuwe rondweg te gebruiken. Eerder moest ze vanwege diezelfde rondweg verhuizen, omdat alle woningen met een marge van 100m aan weerszijden met de grond werden gelijkgemaakt. Nu dat wegenbouwproject op de lange termijn geschoven lijkt te zijn, rukt de informele sector langzaam weer op met de bebouwing. De onteigende landlords (voor grote sommen afgekocht door de overheid) hebben in de informele sector gewoon hun rechten/aanzien behouden en dus nog steeds zeggenschap over het land.

Alles gaat voorspoedig en na een tijdje staat de kerk er(vooralsnog niet meer dan een hutje, maar wie zegt dat God's huis groot hoeft te zijn). Mijn bijdrage bestaat uit het maken van aanplakbiljetten voor de ‘grand’ opening. Helaas kunnen we er zelf niet bij zijn die zondagochtend, maar ik stuur onze tuinman om ons te vertegenwoordigen. Die komt later enigszins teleurgesteld thuis (goed dat we niet gegaan waren, zei hij, want we hadden ons erg ‘out of place’ gevoeld). Er waren welteverstaan 5 vrouwen (buren) en wat kinderen op de opening af gekomen. F laat zich echter niet uit het veld slaan en is de volgende ochtend laaiend enthousiast over de opkomst.

Een week later vraag ik haar nog eens hoe het met de kerk gaat. “Heel goed,” zegt ze, “Ik koop elke zondag voor 3000 Shilling maïsmeel en bonen en kook dan voor 27 kinderen die naar de kerk komen.” “Betalen ze je dan ook?” vraag ik. Dat is nog niet het geval, maar haar strategie is slim. “Als de kinderen eenmaal komen, komen de ouders ook. Dan ga ik een bijdrage vragen tijdens de preek”. Ja, zieltjes winnen is hier een business, brood op de plank! Weer een week later vertelt ze me dat ze van een stel wegwerkers een verordening heeft gehad om de kerk af te breken. Maar een welgemeende dreiging met de duivel en “Kom niet aan Gods huis” heeft ze voorlopig de mond gesnoerd. Ze mag nog even blijven…

Tuesday, May 19, 2009

Paranoia

Ik ben niet iemand die in elk hoekje een potentieel gevaar ziet. Integendeel, ik ga nogal eens zonder mobiel de deur uit, laat de kinderen met de tuinman buiten spelen in de aangrenzende sloppenwijk en geef ik met een gerust hart de huissleutel aan mijn hulp als we op vakantie zijn. Ook vind ik het geen probleem als ik alleen thuis ben ‘s avonds en er een onbekende gewapende beveiligbeambte op het erf rond loopt. Soms wil je er gewoon op vertrouwen dat het allemaal wel goed gaat, maar vaak ben ik misschien gewoon veel te naïef.

Anderen vertellen mij over de noodzaak van het installeren van panic buttons, het hebben van een honkbalknuppel naast het bed of een geheel met tralies afgesloten slaapvertrek (een zogenaamde anti-rapegate). Maar ook iets simpels als het maken van een contactlijstje als Menno op reis gaat, schiet er wel eens bij in. We hebben nog steeds geen lijst met noodnummers op de koelkast en de laatste tijd vergeet ik ook weer geld in een laadje te leggen voor het geval er iets met de kinderen is terwijl ik er even niet ben.

Wat ik wel consequent doe is de autodeuren op slot als we aan het rijden gaan, en de raampjes dicht in de file. Behalve van de week...

Zoals elke morgen breng ik Lukas met de auto naar school. Thijmen gaat dan gezellig mee, met z’n allen zingend in de ochtendspits. Deuren en ramen dicht…Want ik ken de risico’s. Zo hoor je regelmatig van gestolen handtassen vanaf de passagierstoel; een deur is nu eenmaal zo geopend. Zelfs je mobieltje kan door het open raam uit je handen worden gerukt (dat noem ik nogeens handsfree). Of, zeker niet grappig, er wordt heel af en toe wel eens een kind uit de auto gesleurd en ontvoerd.

We zien de man al van verre aankomen strompelen in zijn verwaarloosde kleren. Verwoede gebaren makend, vloekend tegen ongeveer iedereen en alles dat hij op z’n weg tegenkomt. “Wat doet die meneer?” Vraagt Lukas bedeest. “Die meneer is een beetje in de war,” probeer ik hem uit te leggen. We zien hoe de man op het raam van de autoruit van onze voorganger tikt en weer een tirade begint te houden. Thijmen zingt vrolijk door op de tune van Bassie en Adriaan en heeft niets in de gaten. Dan zie ik tot mijn schrik dat hij zijn raam wagenwijd open heeft staan. “Doe je raam dicht” roep ik hem nog toe. Maar het is al te laat. De man staat al naast ons. Als zijn gezicht voor het open raam komt, steekt Thijmen zijn hand op zwaait blij. Nu heb ik het echt benauwd. Maar dan in een flits van een seconde verandert de boze uitdrukking op het gezicht van de gek. Met een grote grijns en vriendelijke stem roept hij: “Hello mister!!” en maakt een saluerend gebaar naar Thijmen. “He”, zegt Lukas, “die meneer is gewoon aardig.” Opgelucht rijd ik door de slagbomen het veilige schoolterrein op.